Waalse Kerk: Jeroen Dupont & Dina Ivanova

Kies een datum uit de agenda om te reserveren

  • Dit concert is vanwege de corona-crisis verplaatst van 4 april naar 6 juni.
  • Een samenwerking tussen de winnaar van het Oskar Back Vioolconcours 2007 en laureaat van het Internationale Franz Liszt Pianoconcours 2017. In maart 2019 gaven de twee een recital in de Kleine Zaal van het Concertgebouw in Amsterdam waar zij een bijzonder programma ten gehore brachten. Sindsdien zet het duo hun samenwerking voort met een klassiek-romantisch programma.

    Op het programma staat de Vioolsonate nr. 8 in G-majeur Opus 30, Nr. 3 van Ludwig van Beethoven. Deze sonate werd gecomponeerd tussen 1801 en 1802 en is opgedragen aan tsaar Alexander I van Rusland. Van al Beethovens vioolsonates is dit de meest vrolijke met een virtuoos rondo als laatste deel met een levendige conversatie tussen viool en piano.

    Hierna volgt de Vioolsonate nr. 3 in c-klein van Edvard Grieg, geschreven tussen 1886 en 1887. Men vermoedt dat Grieg geïnspireerd raakte na een ontmoeting met de jonge Italiaanse violiste Teresina Tua. ’Als ik ooit weer iets voor de viool componeer zal zij de schuld krijgen,’ schreef Grieg in november 1886. Deze sonate wordt algemeen erkend als een meesterwerk in het repertoire voor viool en piano.

    Na de pauze speelt het duo de Vioolsonate nr. 2 in a-mineur van Johannes Brahms. Deze sonate schreef Brahms tijdens een verblijf in Zwitserland in de zomer van 1886. De eerste drie noten van het eerste deel lijken qua melodie en harmonie sterk op de eerste drie noten van 'Walther's Prize Song' (Morgendlich leuchtend im rosigen Schein) uit de opera Die Meistersinger von Nürnberg van Richard Wagner. Hoewel Brahms en Wagner elkaars muzikale rivalen waren, was Brahms een grote bewonderaar van de muziek van Wagner. Of dit een opzettelijk citaat van de kant van Brahms was, staat open voor speculatie. Desondanks wordt de sonate vaak de 'Meistersinger' Sonata genoemd.

    Tot slot spelen ze Ruralia Hungarica van Ernö von Dohnányi. Dohnányi schreef deze zevendelige suite voor piano solo in 1923. Vijf van deze delen bewerkte hij voor orkest voor het vijftigjarige jubileum van de samenvoeging van Buda en Pest tot de Hongaarse hoofdstad Budapest. Hierna volgde een versie voor viool en piano. Deze transcriptie bevatte twee van de bestaande stukken (Presto, ma non tanto; en Molto vivace) en een geheel nieuw werk als tweede deel. Het nieuwe deel, Andante alla zingaresca of Andante rubato, beter bekend als 'Gypsy andante' werd ook afzonderlijk uitgevoerd als favoriet encore door o.a. Jascha Heifetz en Fritz Kreisler.

    ''